Het blijvende spannende tijden in Hollands Midden
Voor de crisisorganisaties in Nederland zijn het drukke tijden. Eerst de coronapandemie, daarna vrijwel naadloos over naar de opvang van Oekraïense vluchtelingen en nu ligt er een landelijke opdracht van het Veiligheidsberaad om per veiligheidsregio nog eens 225 asielzoekers op te vangen om de centrale aanmeldlocatie in Ter Apel te ontlasten. Dian Aarts (coördinerend functionaris Bevolkingszorg Hollands Midden) en Ard Verkerke (senior adviseur veiligheid Gemeente Gouda) beschouwen de situatie.
De opvang van Oekraïense vluchtelingen is goed onder controle in Hollands Midden. “En dat is best indrukwekkend”, zegt Verkerke. “Van begin af aan is de samenwerking heel goed geweest. Je merkt dat de veiligheidsregio de kennis en expertise in huis heeft om de coördinerende rol op zich te nemen. Dat is heel belangrijk, want gemeenten hadden dit alleen niet gekund. Daarnaast is het niet vanzelfsprekend dat we voor deze crisis een beroep doen op dezelfde mensen en organisaties die ook al overuren maakten tijdens de coronapandemie. Daar wordt door niemand over geklaagd. Het was even twee, drie keer ademhalen en weer door.”
Zelfde structuur
Gek genoeg is de succesvolle opvang van Oekraïense vluchtelingen deels toe te schrijven aan de coronapandemie, stelt Aarts. “De ervaringen met de corona-aanpak zijn meegenomen bij de gekozen strategie voor deze vluchtelingencrisis. Landelijk beleid wordt via een coördinerende rol van de veiligheidsregio’s uitgevoerd door gemeenten. Die structuur is precies hetzelfde. We kunnen daarnaast een beroep doen op de tijdens de coronapandemie opgedane ervaringen van de GGD om een ruimte om te bouwen tot een geschikte opvanglocatie.” Verkerke: “Je merkt ook dat bestuurders nog heel erg in de modus zitten om elkaar regelmatig te spreken. Dat helpt bij het afstemmen en het efficiënt oplossen van problemen. We zien elkaar nog steeds bijna elke week, nu alleen voor een ander onderwerp.”
Dat heeft geleid tot een gestroomlijnde aanpak waarbij inmiddels tweeduizend Oekraïense vluchtelingen kunnen worden opgevangen in Hollands Midden. “En dat in een landschap met een overspannen woningmarkt”, zegt Aarts. “Het is goed gelukt om overal opvangplekken te creëren en de vluchtelingen te spreiden over de gemeenten. Omdat het gaat om langdurig verblijf hebben we ook aandacht geschonken aan het feit dat de vluchtelingen goed moeten kunnen landen in hun nieuwe omgeving. Aangezien het veel moeders met kinderen betreft, komt daar meer bij kijken dan alleen opvang. Ook onderwijs, zorg, werk en een dagbesteding moeten daarin worden meegenomen.”
Meerwaarde
Door de samenwerking heeft Verkerke een heel ander beeld gekregen van de veiligheidsregio. “Tot twee jaar geleden zag je dat de veiligheidsregio zich vooral bezighield met de voorbereiding op situaties die bijna niet voorkwamen. Nu hebben we zowel tijdens de coronapandemie als deze vluchtelingencrisis gemerkt dat de professionaliteit van de veiligheidsregio een grote meerwaarde heeft.” Aarts knikt: “Onze naamsbekendheid is gegroeid. Hier is de veiligheidsregio voor! Voor het onderlinge vertrouwen zijn deze crises heel goed geweest.”
Dat is geen overbodige luxe aangezien de volgende opgave zich reeds aandient: de opvang van nog eens 225 extra vluchtelingen in de regio als noodopvang voor het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). “Aan het informatiebeeld wordt nog gewerkt, maar het is duidelijk dat we dit gaan doen met dezelfde club mensen als de opvang van Oekraïense vluchtelingen en in dezelfde crisisstructuur”, is alles wat Aarts er over kan zeggen.
Zorgen
Verkerke snijdt echter een heikel punt aan. “Het draagvlak begint ingewikkeld te worden, zowel bij bestuurders als de bevolking. Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak, was er alom begrip dat we mensen gingen opvangen. Maar de rek is er een beetje uit. In Gouda hebben we bijvoorbeeld al een boot liggen waar 100 tot 185 COA-vluchtelingen worden opgevangen. Dat is in goede harmonie gegaan, maar er beginnen nu vragen te komen wat de bijdrage is van andere gemeenten.” Aarts: “In een Leidse sporthal worden ook al COA-vluchtelingen opgevangen en dat gaat heel goed. Maar ik herken de zorgen. We zullen wéér locaties moeten vinden waar minimaal 75 vluchtelingen kunnen verblijven. Dan kom je al snel bij sporthallen terecht en dat gaat ten koste van bestaande gebruikers als clubs en scholen. Het worden weer spannende tijden, want deze nieuwe opgave komt bovenop de nog steeds voortdurende opvang van Oekraïense vluchtelingen, terwijl de coronacijfers ook weer oplopen.”
Hoe corona helpt bij de crisisorganisatie van de toekomst
Never waste a good crisis, luidt een mooi gezegde. Vrij vertaald: benut tegenslag om beter voorbereid te zijn op de toekomst. Dat geldt ook voor de coronapandemie. Wat kunnen we leren van de opgedane ervaringen tijdens deze onverwachte en langdurige crisis? Afdelingsmanager crisisbeheersing Hanneke Bergsma maakt de balans op.
Het coronavirus veranderde binnen afzienbare tijd onze complete samenleving. Het virus bleek onvoorspelbaar, hardnekkig en beangstigend. De crisisorganisatie was weliswaar voorbereid op een grootschalige ziektegolf, maar niet op één met een dergelijke omvang en lange duur. “Daar zouden we nog wat beter naar mogen kijken”, beschouwt Bergsma. “Zowel wat betreft de inrichting met het werken in vaste teams binnen de crisisorganisatie als in de overdracht vanuit de crisisorganisatie naar reguliere partijen. Wat is het moment waarop je dit doet en hoe doe je dat dan?”
Informatieverlies
Het werken met vaste teams is een inzicht dat direct is toegepast tijdens de coronapandemie. “In het begin vulden we onze rol als crisisorganisatie nog in met wisselende teams”, verklaart Bergsma. “Dat bleek op termijn niet efficiënt. De wisseling van teams leidde tot dubbel werk, verschillende interpretaties en uiteindelijk informatieverlies. Door met vaste teams te gaan werken, in wat wij tandems – twee personen op dezelfde functie – noemen, zorgden we voor een langdurige borging. Dat is absoluut een les die we kunnen meenemen naar de toekomst als we mogelijk opnieuw een langdurige crisis het hoofd moeten bieden.”
Deskundigheid
Daarnaast wijst Bergsma op het vermogen om als crisisorganisatie flexibel te kunnen opereren. “Tijdens de coronapandemie hebben we steeds gezocht naar wat we nodig hadden. Dit betekent onder meer dat je partijen moet betrekken die op dat moment deskundigheid hebben die je zelf niet in huis hebt. Een voorbeeld uit de coronapandemie is het vertalen van landelijke noodverordeningen en maatregelen naar gemeentelijke toepassing en uitvoering. Met behulp van een juridisch loket ondersteunden we gemeenten om de uitvoering van maatregelen in de regio eenduidig te houden.”
“Een ander voorbeeld van het aanpassingsvermogen zijn de zogenoemde duidingstafels die we samen met de GGD ontwikkelden”, vervolgt Bergsma. “Dit deden we om meer inzicht te krijgen in de ontwikkelingen en het verloop van de besmettingen en hoe daar mogelijk op te acteren. Er is daarnaast een netwerkstrategie neergezet om vanuit de haarvaten van de maatschappij ‘goed gedrag’ te stimuleren en om in contact te blijven met groepen die te leiden hadden onder de maatregelen. Bijvoorbeeld sportverenigingen, de horecasector en jongerenwerk. Ook dat is iets dat we kunnen meenemen naar de toekomst: investeren in een breed netwerk van kennis en kennissen.”
Werkbaar stramien
Door steeds mee te bewegen met de landelijke ontwikkelingen en vervolgens regionaal aan te haken bij wat er nodig was, ontwikkelde de crisisorganisatie een werkbaar stramien voor alle partijen. Al ging dat niet zonder slag of stoot. Bergsma: “Noodverordeningen waren soms moeilijk uit te leggen aan sectoren en burgers die daardoor werden geraakt. Tegelijkertijd moesten we hierop handhaven. Door middel van onze handhavingsstrategie wilden we handvatten geven aan de handhavers. Dit zorgde voor rust en overzicht in periodes dat de maatregelen steeds diffuser werden. Vooral als er versoepelingen werden aangekondigd was dit het geval.”
“Al met al hebben we een hoop ervaring opgedaan”, zegt Bergsma. “Geleerde lessen zijn deels al toegepast en gebruiken we nu ook voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Van aantal andere lessen zijn we nog aan uitwerken hoe we deze kunnen borgen in de crisisorganisatie van de toekomst.”
Jaarlijkse systeemtest
Eén-op-een-miljoen-scenario in Katwijk
Een schietpartij in de duinen, diverse slachtoffers, brand, gevonden drugsvaten en weglekkende chemicaliën op een plek waar drinkwater wordt gewonnen. De jaarlijkse systeemtest – een ongeplande multidisciplinaire oefening waar de landelijk eisen met betrekking tot de crisisorganisatie worden getoetst – vond op 24 mei plaats in Katwijk en had een breed scenario. De Katwijkse burgemeester Cornelis Visser stond aan het roer van het gemeentelijk beleidsteam. Een terugblik.
De melding van het incident bereikte de burgemeester tijdens een vergadering van B&W. Hij werd direct apart genomen en liet zich telefonisch bijpraten door de operationeel leider, die onderweg was naar de meldkamer. Zelf nam Visser voor overleg contact op met de Officier van Justitie. Het gemeentelijk beleidsteam was binnen ongeveer 45 minuten operationeel. “In de tussentijd hebben we ons met de aanwezigen verdiept in het scenario. Het was al snel duidelijk dat het om een oefening ging. Dit was een scenario van één op een miljoen.”
Tijdsdruk
Juist de zeldzaamheid van een dergelijke gebeurtenis maakt de systeemtest heel waardevol, vind Visser. “We schaalden op naar GRIP3 en dat is heel uitzonderlijk in de gemeente Katwijk. Ik heb het in ieder geval nog niet eerder meegemaakt. Ik vond het heel nuttig om onder tijdsdruk de goede afwegingen te moeten maken. Even alle protocollen verversen en verfrissen. Het was een leuk scenario, waarbij alle hulpdiensten een rol hadden. Ook goed dat ons hele team Bevolkingszorg was betrokken. Deze oefening kunnen we gebruiken om onze processen waar nodig verder te professionaliseren.”
Het gemeentelijk beleidsteam moest een aantal urgente beslissingen nemen. Visser: “In overleg met de Officier van Justitie moesten we bepalen of de complete locatie moest worden afgesloten. Hetzelfde gold voor een fietspad tussen Katwijk en Wassenaar. Ik denk dat we met elkaar de juiste afwegingen hebben gemaakt. Politie, brandweer en GHOR hebben hun rol kunnen pakken en goede, betrouwbare informatie kunnen aanleveren over de ontstane situatie. Dat ging eigenlijk heel soepel.”
Persverklaring
Speciale aandacht was er voor de persverklaring die de burgemeester diende af te geven. “Ik mocht in verband met het onderzoek het woord ‘drugsvaten’ bijvoorbeeld niet in de mond nemen en daarnaast ook niets melden over eventueel vervuild drinkwater. De verklaring was vooral bedoeld om de eerste tekenen van onrust weg te nemen, want er waren in het scenario diverse geruchten over de schietpartij en onschuldige passanten onder de slachtoffers.”
Hoewel Visser terugkijkt op een geslaagde systeemtest, zijn er wat hem betreft aandachtspunten die goed moeten worden geëvalueerd. “Het contact met de Officier van Justitie was op afstand en de bereikbaarheid van sommige partners die wij wilden meenemen in het proces is wel iets om even bij stil te staan. Het betrof weliswaar een oefening, maar we kunnen het ons niet permitteren dat we bij een echte crisis elkaar niet goed kunnen bereiken.”
‘Meldkamer brandweer moet stevige positie behouden’
Ze waren beiden toe aan een nieuwe uitdaging en die vonden Bas de Leeuw en Marcel Kuiper in elkaars functie. En dus droeg De Leeuw per 1 mei het stokje als Hoofd Meldkamer Brandweer over aan Kuiper, terwijl Kuiper op zijn beurt zijn plekje als Teamhoofd Brandweerzorg in de Veiligheidsregio Haaglanden afstond aan De Leeuw. In dit tweegesprek blikken zij terug en vooruit op de ontwikkelingen in de Gemeenschappelijke Meldkamer Brandweer voor zowel Haaglanden als Hollands Midden.
Wisseling van de wacht
Kuiper: “Ik was toe aan iets nieuws. Als je een functie lange tijd uitoefent, ga je op de automatische piloot werken. Dat wil ik niet. Ik ben dertien jaar chef geweest van diverse kazernes en nu was een goed moment voor mezelf en mijn omgeving om iets anders te gaan doen. Met de functie van Hoofd Meldkamer heb ik echt een nieuwe uitdaging gevonden. Het werken met mensen blijft hetzelfde, maar het werk in de meldkamer gaat over verschillende domeinen en ook nog eens voor twee regio’s. Er is altijd werk aan de winkel. Hoe haken we als meldkamer aan bij de ontwikkelingen in beide regio’s? Er is een basis gelegd en daar zal ik op voortborduren.”
De Leeuw: “Toen ik in 2014 begon waren de meldkamers van Haaglanden en Hollands Midden net samengevoegd. In het begin hebben we vooral veel praktische dingen moeten regelen: één team, één rooster, één begintijd. Dat soort zaken. Daar is veel tijd in gaan zitten. Het oorspronkelijke plan was dat we allemaal in dienst zouden komen van een landelijke meldkamer, maar dat ging uiteindelijk niet door. De directies van Haaglanden en Hollands Midden hebben toen besloten dat het goed zou zijn om iedereen dan onder te brengen bij één van de twee veiligheidsregio’s. Dat is Haaglanden geworden. Dat is een ingewikkeld proces geweest. De laatste medewerkers maken pas deze zomer de overstap. Wat dat betreft is dit ook voor mij een goed moment om iets anders te gaan doen.”
Verbouwen
De Leeuw: “Een van de projecten die ik niet tot het einde meemaak is de verbouwing van De Yp. Ik ben er wel een beetje jaloers op dat Marcel dat overneemt. Toen ik begon was de Gemeenschappelijke Meldkamer nieuw. De meldkamers van ambulance, politie en brandweer kwamen onder één dak te zitten. Die samenwerking heeft moeten groeien. Nu zijn de multi-relaties goed. We weten elkaar te vinden en springen bij door elkaars telefoontjes aan te nemen als één partij het extreem druk heeft. Wat dat betreft is de Gemeenschappelijke Meldkamer echt een hulpverleningsplek.”
Kuiper: “Mijn taak is om ervoor te zorgen dat de brandweer goed vertegenwoordigd blijft. De Gemeenschappelijke Meldkamer maakt een multidisciplinaire groei door. Daarin dienen we als brandweer een stevige positie te behouden.”
De Leeuw: “De brandweer is een relatief kleine partij, maar wel eentje die een veelzijdig takenpakket verzorgt en ook nog eens veeleisend is. De brandweer heeft te maken met verschillende taken en voertuigen, daar moeten de systemen van de meldkamer op zijn ingericht. Daarnaast is het zo dat wij bij grootschalige calamiteiten – storm, wateroverlast en de jaarwisseling – eenvoudig moeten kunnen opschalen. Normaal gesproken hebben wij voldoende aan vier werktafels, maar er moet plek zijn om dat aantal te kunnen uitbreiden naar tien.”
Energietransitie
De Leeuw: “Er zijn tal van ontwikkelingen geweest die effect hadden en hebben op het werk van de meldkamer. We hebben een sturende rol gehad bij de harmonisatie van communicatiemiddelen die worden gebruikt in Haaglanden en Hollands Midden en ook de manier van uitrukken is meer en meer gelijk geworden. Dat helpt de centralisten enorm in hun werk. We zijn ook met een vast protocol gaan werken, een soort checklist om de juiste vragen te stellen. Een externe ontwikkeling is de energietransitie. We krijgen steeds vaker te maken met incidenten met accu’s van elektrische fietsen en auto’s. Onze centralisten hebben extra scholing moeten volgen om daar meer kennis over te krijgen.”
Kuiper: “Kennis in de meldkamer is belangrijk. Het verschaffen van de juiste informatie is de eerste aanzet voor incidentbestrijding. In de meldkamer moeten we de juiste vragen stellen om de manschappen op straat zo goed mogelijk voor te bereiden op wat zij kunnen verwachten. De terugkoppeling vanaf de straat naar de meldkamer is trouwens ook belangrijk. We horen het graag als informatie niet klopte of als er sprake was van een bijzonder incident waar door ons beter op geanticipeerd had moeten worden. Als we niets terug horen, doen we het de volgende keer weer op dezelfde manier. Om terug te komen op de energietransitie: het kan cruciaal zijn om te weten of een voertuigbrand een elektrische auto betreft. Daar moeten we in de meldkamer alert op zijn.”
Van lokale naar landelijke samenwerking
Kuiper: “Ik ben echt van het samenwerken. Dat alles goed gaat is echt niet gebruikelijk. Je zult moeten blijven investeren in mensen en teamwork. Wat is ons werk en welk personeel zetten we daar tegenover? Wie wil en kan zich ontwikkelen? Meldingen komen tegenwoordig op veel verschillende manier binnen. Via de telefoon, de app en beveiligingsbedrijven. Die ontwikkelingen moeten we signaleren tijdens landelijke overleggen en ervoor zorgen dat onze centralisten er tijdig van op de hoogte zijn. Niet dat het gisteren af moest zijn. Daarnaast wil ik bewaken dat de afstand tot de twee veiligheidsregio’s en onze mensen op straat zo klein mogelijk blijft. Kom eens kijken op de meldkamer brandweer! Dan weet je wat ons werk inhoudt.”
De Leeuw: “De meldkamer is een hecht team, in een dynamische wereld en de startmotor van de incidentbestrijding. Er is de afgelopen jaren enorm veel gebeurd. De oude centralisten in Leiden waren bijvoorbeeld nog in dienst van de politie. Die samensmelting van twee regio’s en een meldkamer voor alle hulpdiensten is echt een enorme klus geweest. Met terugwerkende kracht ben ik blij dat na de fusie niet meteen is besloten om te bezuinigen, zoals je elders wel ziet. We zijn doorgegaan met hetzelfde aantal mensen en dat heeft ervoor gezorgd dat we de toenemende drukte steeds aankonden. Net als de brandweer zelf moet je in de meldkamer ook altijd paraat staan. We zijn nu zover dat de afzonderlijke meldkamers in het land elkaar kunnen bijstaan in geval van nood. Tijdens een storm die begint in het westen, kunnen meldkamers in Oost-Nederland meldingen voor ons aannemen en omgekeerd als diezelfde storm is overgewaaid naar het oosten.”
Kuiper: “Uiteindelijk gaan we in Nederland toe naar tien meldkamers, waarbij wij net zo makkelijk een incident in Rotterdam afhandelen. Dat is dus die uitdaging die ik zocht.”
Nieuw regionaal beleidsplan uit de startblokken
Het nieuwe regionaal beleidsplan 2024-2027 werpt zijn schaduw inmiddels vooruit. De komende maanden worden gesprekken gevoerd met de diverse veiligheidspartners die een rol spelen bij het realiseren van de beleidsambities van de VRHM. Projectleider Brigit Achten vertelt er meer over.
“We gaan een nieuw verhaal maken”, zegt Achten. “Dat is altijd een leuk proces met mooie en ook ingewikkelde gesprekken. Waar staan we nu en waar willen we naartoe? Wat verwachten we van elkaar? Op die vragen gaan we met elkaar een antwoord formuleren. Dat vinden we belangrijk, want een nieuw regionaal beleidsplan is méér dan een vierjaarlijkse verplichting. Het is een sturingsmiddel in een snel veranderende wereld. COVID-19 en de vluchtelingencrisis uit Oekraïne kwamen totaal onverwacht. Het kan zomaar weer gebeuren, daar moeten we op voorbereid zijn.”
Tussenstappen tot 2030
Als basis voor de gesprekken met partners dient bestaande documentatie: de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s en de coronacrisis, de uitkomsten van de landelijke future search brandweerzorg en crisisbeheersing, maar ook de herijking van het regionaal risicoprofiel en de tussentijdse evaluatie van het huidige regionaal beleidsplan. Achten: “We gaan eerst alle ontwikkelingen in beeld brengen. Wat betekenen die voor ons? Dat leidt in eerste instantie tot een wenkend perspectief, een verkenning van onze ambities voor de komende jaren. Waar willen we als organisatie staan in 2030 en welke tussenstappen zetten we tot aan 2027.”
Aanvullende financiering
Het nieuwe regionaal beleidsplan kent vier uitgangspunten.
- Het is een sturingsinstrument; in een snel veranderende omgeving zijn heroriëntaties essentieel om invulling te kunnen blijven geven aan de missie en visie.
- Het regionaal beleidsplan geeft samenhang en integraliteit; de ontwikkelopgaven voor Crisisbeheersing en Brandweerzorg worden weliswaar apart weergegeven, maar de verbinding tussen beide vakgebieden wordt geborgd.
- Het regionaal beleidsplan biedt financieel maatwerk; op basis van de geformuleerde beleidsuitgangspunten wordt in beeld gebracht welk deel van het benodigde budget al is opgenomen in de programmabegroting en waarvoor aanvullende, structurele financiering nodig is, willen we de gewenste veranderingen in het takenpakket van de veiligheidsregio kunnen doorvoeren.
- Het regionaal beleidsplan is compact en krachtig.
Ook echt realiseren
Het laatste uitgangspunt is belangrijk om ervoor te zorgen dat het nieuwe regionaal beleidsplan geen papieren tijger wordt. “Het gaat niet alleen om de inhoudelijke ambities, maar óók om de manier hoe we als organisatie die ambities gaan realiseren”, stelt Achten. Voordat het zover is, zal nog veel werk moeten worden verzet. “We zijn pas net uit de startblokken. We gaan eerst de puzzelstukjes bij elkaar zoeken.” De uiteindelijke vaststelling van het regionaal beleidsplan 2024-2027 staat gepland voor november/december 2023. De tussentijdse resultaten van het proces zullen steeds gedeeld worden met bestuur en partners.
Brandweer Hollands Midden vernieuwt
Brandweer Hollands Midden vernieuwt. De meeste kazernes krijgen in 2022 of 2023 nieuw materieel geleverd. Dit kan gaan om een autoladder (7 keer), een tankautospuit (45 keer) en/of een WTS-500 (3 keer).
De tankautospuit (TS) is hét basisvoertuig van de brandweer. Op deze TS-en bevinden zich de belangrijkste hulpmiddelen. Ze kunnen snel worden ingezet bij brand of ongevallen. Elke kazerne heeft er ten minste één. De te vervangen TS-en stammen nog uit de tijd van voor de regionalisering en zijn technisch en financieel afgeschreven. De nieuwe TS-en zijn niet alleen up-to-date, ze zijn ook nog eens allemaal gelijk met op elk voertuig dezelfde bepakking. Daardoor wordt zowel het voorraadbeheer als het onderhoud eenvoudiger.
Na een zorgvuldig voortraject en dito aanbesteding is gekozen voor een combinatie van een Rosenbauer opbouw op een Scania P320 chassis. De voertuigen zijn compact zodat ze geschikt zijn voor het gehele verzorgingsgebied, inclusief het manoeuvreren in dichte bebouwing, zoals stadscentra. Ze hebben een tankcapaciteit van 2.000 liter. De bepakkingen van de TS-en sluiten aan op de nieuwe kijk op brandbestrijding, waarbij wordt uitgegaan van meer koelend vermogen. Zo hebben de TS-en nu een slanghaspel die minimaal 200 l/min levert en O-bundels. Dit laatste is een koppelbaar lagedruk aflegsysteem met draagbare slangenbundels. Daarnaast bevatten de voertuigen accu-aangedreven redgereedschappen.
Knik-arm
Ook de huidige autoladders zijn aan vervanging toe; ze zijn inmiddels twintig jaar oud. Er is een Europese aanbesteding gedaan om zeven of acht nieuwe autoladders aan te kopen ter vervanging van de huidige acht. Momenteel beschikken de kazernes in Alphen aan den Rijn, Bergambacht, Gouda, Katwijk, Leiden-Noord, Leiden-Zuid, Lisse en Noordwijk over een autoladder. Er moet nog een beslissing worden genomen of het aantal van acht gehandhaafd blijft. Na een aanbestedingstraject is besloten dat de nieuwe voertuigen worden geleverd door Hilton Engineering. Het chassis van de nieuwe autoladders is afkomstig van Mercedes Benz.

De meest in het oog springende verbetering aan de nieuwe autoladders is de knik-arm die kan worden gemaakt met de ladder. Hiermee kan de brandweer onder meer eenvoudiger aan de achterzijde van een dak komen in vergelijking met de rechte ladder die voorheen gangbaar was. De knik-arm maakt het ook mogelijk om de korf aan het uiteinde van de ladder vóór het voertuig te positioneren in plaats van ernaast. Dit is met name handig in smalle straten. De nieuwe autoladders zijn daarnaast voorzien van een derde, meesturende achteras. Hierdoor is de wendbaarheid van het voertuig vergroot. Ook de uitrusting voor ‘Assistentie ambulance’ is verbeterd. De nieuwe brancard is gemaakt van titanium en weegt daardoor zeven kilo lichter. De nieuwe brancardtafel is zelfs twintig kilo lichter.
Minder brandkranen
De WTS-500, waarbij WTS staat voor Water Transport Systeem, is een geheel nieuw voertuig waarmee de veiligheidsregio inspeelt op veranderde beschikbaarheid van bluswater. Brandweer Hollands Midden maakt gebruik van bluswater uit brandkranen die zijn aangesloten op het drinkwaternetwerk. Al enige tijd zijn de Nederlandse drinkwaterbedrijven bezig met het realiseren van een zelfreinigend drinkwaternet, om de kwaliteit van het drinkwater in de toekomst te kunnen blijven garanderen. Daardoor worden zo’n 40 procent minder brandkranen in het leidingnet geplaatst. Een deel van de brandkranen die blijven zullen bovendien minder capaciteit leveren. De VRHM ontwikkelde daarom het ‘gestapeld bluswaterconcept’, voor die situaties waar niet of niet snel genoeg bluswater geleverd kan worden.
‘Gestapeld’, omdat de WTS-500 water met zich mee kan dragen én uit nabijgelegen oppervlaktewater kan pompen. De voertuigen beschikken over een watertankinhoud van 10.000 liter. Daarnaast kan via een hydraulische dompelpomp water worden opgepompt uit nabijgelegen open water, zoals een kanaal of een sloot. Door middel van een boosterpomp kan het opgepompte water vervolgens over een afstand van 500 meter met een capaciteit van 4.000 liter per minuut worden verplaatst. De drie nieuwe voertuigen komen te staan in de brandweerkazernes van Rijnsburg, Stolwijk en Boskoop. Het betreft een pilot. Na een testfase van circa 1,5 jaar neemt Veiligheidsregio Hollands Midden het besluit of er meer van deze voertuigen nodig zijn.
Nieuw Beleid Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid voor de regio
Van regelgericht naar risicogericht. Dat is de leidraad van het Landelijk Beleid Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan het beleid voor Hollands Midden, door specifieke zaken over ons nieuwe, gestapelde bluswaterproject toe te voegen.
“Met dit nieuwe beleid gaan we op een eenduidige, risicogerichte wijze adviseren over bluswater en bereikbaarheid”, aldus afdelingsmanager Risicoadvisering Peter Kompeer. “De laatste richtlijnen dateerden van 2005. Het is belangrijk dat we ons beleid nu up-to-date kunnen formuleren, zodat we efficiënt hierover met elkaar en de gemeenten kunnen communiceren.”
Risicogericht
Een goede bluswatervoorziening en bereikbaarheid zijn randvoorwaarden voor een effectieve incidentbestrijding. Hierover zijn afspraken gemaakt in het Landelijk Beleid Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid. In de afgelopen jaren is de brandweer een transitie ingegaan van een regelgerichte naar een risicogerichte benadering. Deze verandering heeft invloed op de ideeën over de benodigde bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid. Kompeer: “Zo brengen we mogelijke escalaties en de functie van een bouwwerk in kaart. Deze factoren zijn van invloed op de hoeveelheid bluswater die we nodig hebben.”
Project Bluswater
De VRHM neemt de nieuwe landelijke handreiking over, met een regio specifieke toevoeging. Kompeer: “Uniek voor Hollands Midden is het project Bluswater. Het aantal brandkranen in onze regio is fors verminderd door aanpassingen in de drinkwatervoorziening. De maximale afstand tussen een gebouw en de dichtstbijzijnde brandkraan verandert daardoor gemiddeld genomen van 40 naar 100 meter. Als gevolg daarvan gaan we werken met een gestapeld bluswaterconcept, waarbij we extra water meenemen en kunnen oppompen uit nabijgelegen oppervlaktewater. Het nieuwe bluswatervoertuig dat dit mogelijk maakt, de WTS-500, gaan we op diverse plekken in de regio inzetten. Dit wordt allemaal opgenomen in het nieuwe beleid.”
Gemeenten
Het regionale beleid ondersteunt de verschillende partijen bij een eenduidige en risicogerichte advisering over bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid in de regio. Met deze actualisering komen we tegemoet aan de behoefte van de regiogemeenten. Gemeenten moeten zorgdragen voor een goede kwaliteit van bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid zodat de brandweer haar werk kan doen. De VRHM heeft hierin een adviserende rol. Kompeer: “Het is bijvoorbeeld van belang dat een gemeente duidelijk terug kan vinden wat de voorwaarden en voorschriften zijn bij het ontwerpen van een nieuwe wijk of de herinrichting van een straat.”
Rietkapteams in Noordwijkerhout en Krimpen aan de Lek
De kazernes in Noordwijkerhout en Krimpen aan de Lek gaan zich specialiseren in rietkapbranden. Zij gaan als koppel de regio bedienen en zullen bij rietkapbranden beide uitrukken om assistentie te verlenen.
Het is een specialisme dat de Veiligheidsregio Hollands Midden nog niet zelf in huis heeft. Tot nu toe worden we in het geval van rietkapbranden ondersteund door aangrenzende veiligheidsregio’s.
Blusnagels
Rietkapbranden komen drie à vier keer per jaar voor in onze regio. Riet is een ingewikkeld product. Het zijn brandbare buisjes met zuurstof aan de binnenkant. Het brandt, smeult en gloeit op eigen zuurstof. Rieten daken zijn gemaakt om water af te voeren. Het wordt in dikke lagen op elkaar geperst. Als het brandt, heeft blussen weinig zin.
“De rietteams worden voorzien van speciale blusnagels die in het dak kunnen worden geslagen. Het water wordt dan als het ware door het dak gejaagd. Op die manier kan er gericht worden geblust”, legt projectleider Jeroen van de Werfhorst uit.
Stoplijn
De rietkapbrandbestrijdingsteams maken een stoplijn – een geul – op het dak, door een deel van het riet van boven tot onder weg te halen waardoor het vuur niet verder kan gloeien. “Een zware en tijdrovende klus”, weet Van de Werfhorst. “Eentje die vraagt om speciale middelen en bijzondere technieken. Beide kazernes hebben inmiddels een aanhanger ontvangen met, behalve de bewuste blusnagels, ook speciale valbeveiligingsproducten.”
Twee posten, één team
De specialiteit is belegd in Noordwijkerhout en Krimpen aan de Lek. Van de Werfhorst: “Zij kunnen de paraatheid garanderen en dekken de regio. Ze vormen samen een team. Bij iedere rietkapbrand of schoorsteenbrand met rieten kappen, rukken ze beide uit.” Na de zomer start het vakbekwaamheidstraject voor de manschappen op de kazernes. In de loop van november moeten de rietkapbestrijdingsteams operationeel zijn.
‘Dijkafschuiving Reeuwijk is een trigger’
Op welke incidenten moet de Veiligheidsregio Hollands Midden voorbereid zijn? Dat staat omschreven in het Regionaal Risicoprofiel. In dit artikel nemen we het risico op overstromingen nader onder de loep.
Waterveiligheid is altijd al een aandachtspunt geweest in onze regio. Veel aandacht gaat uit naar de versterking van de kust. Toch moeten we ook landinwaarts rekening houden met mogelijke overstromingen. Dan hebben we het over rivieren en de zogenoemde regionale keringen. De verandering van het klimaat – lange periodes van droogte afgewisseld met hevige regenval – zorgt ervoor dat dijken en kades instabiel kunnen worden. Wat er dan kan gebeuren, hebben we in juli 2021 gezien in Reeuwijk. Daar vond over een lengte van enkele tientallen meters een dijkafschuiving plaats. Een deel de achterliggende polder kwam onder water te staan en in de bovenliggende polder was sprake van peilverlaging. Omdat deze locatie een landbouwfunctie heeft, was de impact van het incident niet enorm groot. Er moest vee worden overgebracht naar hoger gelegen gebied, maar de veiligheid voor bewoners of bedrijven was niet in het geding.
Klaarwakker
“Als je ’s ochtends vroeg hoort dat zoiets is gebeurd, ben je meteen klaarwakker”, zegt Erik van der Linden, adviseur calamiteitenzorg bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Hij en zijn collega Frank van Kan blikken desgevraagd terug op het incident. “We waren verrast”, zegt Van Kan. “Er was in die periode geen sprake van grote droogte en de kade was niet lang daarvoor nog geïnspecteerd. Uit dit incident blijkt dat je tijdens een inspectie niet alles kunt zien in zo’n dijk.” Klimaatverandering, en met name langdurige droogteperiodes, kunnen de stabiliteit van regionale keringen in gevaar brengen. Het Hoogheemraadschap doet er alles aan om dit te voorkomen, maar een herhaling van Reeuwijk valt niet uit te sluiten. Van Kan: “Overstromingen worden niet voor niets als hoog risico aangemerkt in het Regionaal Risicoprofiel. In deze drukbevolkte regio kan de impact groot zijn voor bebouwd gebied, de lokale economie, de natuur en de agrarische sector.”
Geen onnodige paniek
Zijn we goed voorbereid als het dan toch gebeurt? Hoe verliep de multidisciplinaire hulpverlening in Reeuwijk? “In het algemeen is de samenwerking goed verlopen”, stelt Ingrid Nieuwenhuis, specialist omgevingsveiligheid bij de VRHM, op basis van de evaluatie van het incident. “In dit geval bleek de zelfredzaamheid hoog. Een lokale aannemer was al snel bezig om het gat in de dijk te dichten. De afstemming daarover verliep alleen wel wat stroef. De crisiscommunicatie is na overleg opgepakt door de veiligheidsregio. Er is daarbij zorgvuldig gezocht naar de juiste woorden om geen onnodige paniek te veroorzaken. Gezien de grootschalige overstromingen in Limburg in dezelfde periode was dat een belangrijk aandachtspunt.”
Ruis op de lijn
“Uit de evaluatie zijn ook een aantal tops naar voren gekomen”, vervolgt Nieuwenhuis. “Hoe ga je bijvoorbeeld om met spontaan geboden hulp? Laat je dat begaan of pak je de regie? Maar wat vooral naar voren kwam is dat de betrokken instanties meer elkaars taal moeten spreken en elkaars belangen moeten kennen. Er is op reguliere basis contact met elkaar en we doen gezamenlijke CoPI-oefeningen, maar toch was er in Reeuwijk sprake van ruis op de lijn. Terwijl het Hoogheemraadschap van Rijnland nog bezig was om inzicht te krijgen in de situatie, kwamen er vanuit de hulpdiensten al heel veel vragen.”
“Onze CPI (Coördinator Plaats Incident, red.) werd meteen de CoPI-bak ingezogen”, blikt Erik van der Linden terug vanuit het perspectief van het Hoogheemraadschap. “Dat is op zich logisch, maar hij had daardoor geen tijd om onze eigen mensen te instrueren. We hebben hier wel van geleerd. Voor de algehele beeldvorming van een incident gaan we werken met categorieën. Die zeggen niets over de details, maar geven wel een indicatie van de ernst van de situatie. Dan weten alle betrokkenen of er wel of geen acute zorg is. Daarnaast zijn er digitale modellen ontwikkeld die een incident inzichtelijk kunnen maken. Daarmee kunnen we laten zien wat in ons hoofd zit.”
Doorleefsessies
Ook de veiligheidsregio is in de weer met nieuwe planvorming met betrekking tot overstromingen. Dat proces was overigens al opgestart vóór het incident in Reeuwijk. “We zijn vooral bezig om alle kennis bij elkaar te brengen die al voorhanden is”, zegt Robin de Rooij, planvormer brandweer en lid van de werkgroep. “In doorleefsessies bootsen we mogelijke scenario’s na. Wat zou ons kunnen gebeuren? En wat betekent dit voor de veiligheid en de hulpverlening? Reeuwijk toont aan dat we op de goede weg zitten. Tegelijkertijd is dat incident een trigger dat we hier echt iets mee moeten. Het lijkt een ver-van-mijn-bed-show, maar het kan dus wel degelijk gebeuren.”
'Een stukje menselijkheid tonen hoort er absoluut bij'
In de zeventiende aflevering van 'Een openhartig gesprek' deelt Corné Broere zijn ervaring over zijn eerste inzet als Hoofd Officier van Dienst Brandweer tijdens het GRIP 1 incident Brand met asbest in Moerkapelle op 22 mei 2022.
Zo gaat Corné in op de multidisciplinaire thema's: bereikbaarheid, veilig werken, stabiliteit van het pand en asbest. Ook vertelt hij over de samenwerking in het CoPI en hoe het incident hem persoonlijk raakt.