Samen werken aan sociale inclusie

BURGERKRACHT

Overheid en burgers: zoek experimenteer­ruimte!

Een beroep doen op de eigen kracht van mensen. Gebruikmaken van de veerkracht van de samenleving. Participatiesamenleving. Voor gewone mensen zijn deze begrippen synoniem voor bezuinigingen en een terugtrekkende overheid. Familieleden, vrienden en buren kunnen echter waardevolle partners zijn om mensen die in een (geestelijk) kwetsbare positie zitten weer bij de samenleving te betrekken. Zij voegen namelijk veel toe aan het werk dat instanties doen.

De meerwaarde van burgernetwerken zit ‘m in drie aspecten. Allereerst zien familieleden, vrienden en buren de persoon om wie het gaat regelmatig en hebben daardoor vaker momenten waarop ze signalen kunnen oppikken en iemand stimuleren. Daarnaast kennen ze de persoon goed en kunnen daardoor situaties en signalen eerder en beter oppikken. En ze zijn veilig voor de persoon, want van het contact hangen geen uitkering, huisvesting of andere belangen af.

De opbrengst van sociale inclusie

Overheden worstelen ermee hoe ze deze burgernetwerken om personen heen kunnen activeren. Sinds gemeenten bedrijfsmatig worden gerund, kijken ze naar de opbrengst van hun investeringen. Maar hoe bereken je de output van sociale inclusie? Vaak dekken gemeenten onzekerheden af met contracten. Maar met buren of familieleden kun je geen contracten sluiten. Wat als zij dan niet doen wat de gemeente wil? Daarom is er veel huivering om met deze netwerken in zee te gaan. De formele, juridische en procesmatige taal waarmee gemeenten werken sluit bovendien niet aan op de taal van mensen die direct iets willen.

Ruimte in het bestek

Andere reden voor de schroom is dat gemeenten in aanbestedingen zorg aan professionele partijen gunnen. Dan is er vaak geen geld meer voor de inzet van actieve burgers. Die worden door de hulpverlenende instanties zelfs als goedkope concurrenten gezien. Er zijn overigens nu wel gemeenten die in hun bestek een percentage openlaten voor burgerinitiatieven of van de aanbieder eisen dat participatie een onderdeel van hun activiteiten is.

'Netwerken rond een persoon gaan uit van diens motivatie en kwaliteiten.'

Berekenen van besparingen

Wat ook niet helpt: het is lastig voor een afdeling maatschappelijke ondersteuning om te laten zien wat een project waarin burgernetwerken worden ingezet nu concreet oplevert. Dat is niet direct en hard aanwijsbaar, zoals binnen de harde tak (bouwen, wonen, grondzaken, economische zaken) en resultaten zijn er vaak pas na jaren. Je zou misschien kunnen berekenen welke andere kosten worden bespaard met de inzet van netwerken rond mensen: op zorg, vanwege minder criminaliteit of minder schulden. Maar een objectieve rekensleutel hiervoor bestaat nog niet.

Uitgaan van motivatie

Daarom zetten momenteel vooral instanties initiatieven op voor personen in een kwetsbare positie. In hoeverre sluiten die echter aan op de behoefte? Het gevaar is dat die een generiek aanbod hebben waar ze vraag naartoe trekken. Bovendien spreken instanties mensen aan op hun probleem, want op basis van een indicatie worden zij ingeschakeld. Maar veel mensen willen liever niet op hun probleem aangesproken worden, maar op hun kwaliteiten. Ze zijn immers méér dan een psychose.
Netwerken rond een persoon gaan uit van diens motivatie en kwaliteiten. Ze hebben het niet alleen over de problemen. Daarom zijn die netwerken belangrijk. Daarvan kunnen instanties leren: in plaats van met een plan te komen, kun je beter luisteren en horen waar de motivatie zit.

Arrangeer gesprekken

Een snelle, eenvoudige oplossing bestaat dus niet. Het komt aan op luisteren, mensen hun verhaal laten doen, tijd geven om fouten te maken en hun hulpvraag te formuleren. Kijk eens wie die persoon in zijn fotoalbum heeft staan: is er iemand met wie weer een netwerk kan worden opgebouwd? Arrangeer gesprekken tussen de persoon en zijn/haar omgeving. Ontdek wat die persoon wil, kan en nodig heeft. Al zijn het maar onverhoedse contacten: bij elkaar op de koffie gaan, samen op pad of een burenhulpje.

Voeding geven

Wat kun je hiermee als overheid? Bovenop een initiatief springen is dodelijk. Overnemen, aansturen, controleren; ze ont-krachten de burger juist. Moet je ze dan loslaten? Dan gaat misschien de fut eruit. Niet loslaten dus, maar anders vastpakken: faciliteren, ondersteunen, vertrouwen en tijd geven. In plaats van het plantje onder tijdsdruk met geweld uit het zaadje te trekken, kun je het ook water en voeding geven, waardoor het op een natuurlijke manier gaat groeien.
Meerdere gemeenten organiseren een ‘markt’ of een ‘festival’ waarop mensen kunnen laten zien wat ze zoal doen, zodat anderen op de hoogte zijn. Gebrek aan overzicht van initiatieven, waardoor mensen telkens opnieuw het wiel moeten uitvinden, is een terugkerend thema. Soms kunnen initiatieven ook meedingen naar een voucher ter ondersteuning.

‘Voor gemeenten is burgerkracht nog te veel een sluitpost in de begroting.‘

Marian ter Avest, directeur/bestuurder MIND

Eerste stap

En moet je dan inzet van burgers financieel waarderen? Dat heeft niet de voorkeur. Ze doen het vanzelf ook wel. En je gaat dan spontane acties formaliseren. Maar het hangt een beetje af van de situatie. Voor sommige mensen kan hun inzet de eerste vorm van werk zijn, soms zelfs voor het eerst in een hele familie. Wanneer ze iets krijgen voor wat anders de gemeente en de gemeenschap geld had gekost, kan hen dat trots geven en is het een stimulans voor anderen. 

Experimenteerruimte

Een hele (gemeentelijke) organisatie anders laten werken, stuit op gewoontes en codes. En elke gemeente moet zijn eigen manieren ontdekken. Daarom zou experimenteerruimte kunnen helpen: letterlijk een ruimte waarin overheid en burgers op kleine schaal samen vormgeven aan een netwerk rond mensen die dat nodig hebben. Meerdere experimenten naast elkaar maakt het voor de organisatie overzichtelijk en biedt meer opties.

Meer weten?

Marjan ter Avest, directeur/bestuurder MIND

De voorzitter van het expeditieteam Burgerkracht vat in een minuut de bevindingen van haar zoektocht samen. ‘Zie de kleine initiatieven. Geef ze experimenteerruimte en biedt meer mogelijkheden om ze tot bloei te laten komen.’

Tweet van het expeditieteam

Gemeenten, durf het systeemdenken los te laten & omarm én ondersteun intiatieven van mensen die elkaar willen helpen. #burgerkracht #socialeinclusie

Niet iedereen heeft netwerken

Burgernetwerken kunnen een aanvulling zijn op het werk dat instanties doen. Maar dat zal niet in alle gevallen zo zijn. Want de volgende drie groepen hebben nauwelijks netwerken:

A. Minderjarige vluchtelingen

Je bent jong, hebt in je eentje een gevaarlijke route afgelegd, bent speelbal van mensenhandelaren of –smokkelaars geweest en opgegroeid met andere mores. Je staat op de alert-stand. Vervolgens storten twee groepen mensen zich op je: de één stelt eisen en voorwaarden, de ander wil graag helpen. Maar hoe weet je wie te vertrouwen is als je de taal niet spreekt en het systeem niet kent?
Deze jongeren hebben vaak trauma’s, staan onder grote druk (van familie of mensensmokkelaars), leven tussen twee culturen en moeten binnen een bepaalde termijn integreren. Ze hebben tijd nodig om hun verhaal te vertellen en uitgelegd te krijgen. Ze zijn namelijk wel gemotiveerd en hebben getoond veerkrachtig te zijn en echte survivers.

B. Gedetineerden

Zij hebben geen netwerk meer. Hun detentie stond in het teken van hun straf. Langzaam ontstaat aandacht voor hun zorgbehoefte: een derde van de gedetineerden is licht verstandelijk beperkt; vaak ook reden voor hun detentie. Ze zijn voor iemands karretje gespannen of hebben primair gereageerd op stresssituaties. Worden ze ‘losgelaten’ in de maatschappij, dan is de kans groot op herhaling. Daarom krijgt deze LVB-groep steeds vaker al in detentie ondersteuning, voor een ‘zachte landing’ in de complexe samenleving. Dat is ook het moment om al te kijken of er een netwerk is op te zetten rond de ex-gedetineerde.

C. Mensen met meervoudige problematiek

Deze weinig aaibare groep is vervreemd van de samenleving. Vaak hebben zij zich ervan afgekeerd. Of de omgeving wil liever niet met ze te maken hebben. Zij kúnnen dus niet terugvallen op een netwerk. Wanneer voor hen vastigheid (woning, uitkering) wordt gecreëerd, wordt gekeken hoe ze zo snel mogelijk een netwerk in de ‘normale’ samenleving kunnen opbouwen.

Tips voor de gemeente

‘Erken de waarden van burgerinitiatieven’

  1. Burgerkracht is er al, geef het ruimte en de kans om tot ontplooiing te komen. Ook mensen met een kwetsbaarheid hebben (elkaar) veel te bieden.
  2. Koester de gouden waarden van burgerkracht. Die gouden waarden zijn:
    • Je als mens gezien en welkom voelen, onvoorwaardelijk.
    • Je van betekenis voelen en onderdeel van een groter geheel.
    • Ruimte voor je kwaliteiten en gezonde kanten waardoor er kans is op persoonlijk en maatschappelijk herstel.
    • Vanuit de beschikbaarheid, laagdrempeligheid, gelijkheid en verbinding weer kans op nieuwe ontmoetingen en (ontwikkel-)mogelijkheden.
  3. Faciliteer burgerkracht en voorkom dat de kracht van mensen wordt uitgeput door steeds te moeten vechten tegen starre systemen.
  4. Erken de waarden van burgerinitiatieven; erken ook dat zorg- en welzijnsorganisaties ándere waarden hebben.
  5. Zoek naar een passende financiële waardering voor de waarden van burgerinitiatieven.

MIJN VISIE

Fleur Sikkema, beleidsmedewerker Leger des Heils:

‘Netwerk bouwen voor wie dat niet heeft’

“We praten hier over – en werken met – mensen van wie je niet altijd zelfredzaamheid hoeft te verwachten. En die lang niet altijd een netwerk hebben waarop ze kunnen terugvallen. Deze groep heeft problemen op meerdere domeinen: wonen, verslaving en bijvoorbeeld de invulling van hun dag. Het is steeds weer belangrijk om te onderzoeken wat hen motiveert. Wat willen ze doen? Soms is dat gewoon sinaasappelen halen op de markt. Die motivatie kan een eerste stap zijn naar een dagritme en daarmee de basis vormen voor een daginvulling. Daginvulling of werk doet ertoe. Van daaruit kan je een netwerk bouwen. Van daaruit kan je meedoen in de maatschappij.”

Bronnen

Gesproken met:

  • Marjan ter Avest (directeur-bestuurder Mind)
  • Jozé Moonen (ervaringsdeskundig coördinator van zelfregiecentrum Weert)
  • Alice Makkinga (raadslid gemeente Ommen)
  • Anne-Marie Luiten (manager Intact Herstel en Zelfhulp bij Tactus instelling voor verslavingszorg)
  • Alice Vellinga (directeur-bestuurder Stichting Het Kopland)
  • Sterre van Duijnhoven (coördinator Pilot Systeemgericht werken afdeling Detentie en Re-integratie Penitentiaire Inrichting Arnhem).

De presentaties op het congres waren de inspiratie voor dit dossier.